‘Amsterdam heeft er een zooitje van gemaakt’

De staat en de gemeente Amsterdam kunnen begin november kritische oordelen verwachten over de behandeling van niet-uitzetbare‚ uitgeprocedeerde asielzoekers‚ onder meer vanuit de Raad van Europa. Advocaat Pim Fischer: ‘Nederland onthoudt deze kwetsbare mensen basisvoorzieningen. Dat is in strijd met het martelverbod.’

Het heet een hoorzitting te zijn‚ maar het oogt intiemer. Achter blankhouten tafels luisteren twee leden van de Commissie voor Bezwaarschriften van de gemeente Amsterdam beleefd naar voormalige bewoners van de in juli ontruimde ‘Vluchthaven’. Iedereen krijgt koffie of thee. Een half jaar lang verstrekte de gemeente ‘basisopvang’ – bed‚ bad en brood – aan ruim honderd uitgeprocedeerde asielzoekers die daar verbleven. Maar in juli kwam daar een eind aan.

Vier van hen vragen vanmorgen deze opvang te hervatten. De eerste‚ een lange dertiger uit Sudan‚ woont nu in het ‘Vluchtgebouw’‚ een voor de sloop bestemd leegstaand kantoor in een westelijke tuinstad van Amsterdam. Zo’n 75 mannen en een tiental vrouwen slapen er op losse matrassen in voormalige kantoorkamers‚ soms met drie‚ soms met acht mensen in één ruimte. Samen delen ze één koude douche en een bedrijfskantine‚ waar vrijwilligers gedoneerd eten koken. Warm water komt uit elektrische waterkokers.

‘We leven als honden‚ maar we zijn mensen’‚ zegt de Sudanees‚ in gehaast uitgesproken Engels. Hij heeft een jarenlange geschiedenis achter zich van afwijzingen en vergeefse uitzetpogingen. ‘Nederland kan zich een vliegticket besparen’‚ zegt hij‚ bijna behulpzaam. ‘In mijn land ga ik dood‚ dus kan ik net zo goed hier zelfmoord plegen.’

Een volgende is Ali Juma (31) uit Burundi‚ in Nederland sinds 2006. Zijn recente verleden: drie jaar vreemdelingendetentie‚ verspreid over vier periodes. Twijfel of hij wel uit Burundi kwam‚ was een reden dat hij geen asiel kreeg. ‘Drie taalspecialisten bogen zich over het soort Swahili dat ik spreek. De een wist zeker dat ik uit Tanzania kwam‚ de andere zei Kenia‚ de derde Burundi’‚ zegt hij schamper. ‘Geen van die ambassades gaf me een laissez passer‚ waardoor Nederland me niet uit kan zetten.’ Hij noemt de behandeling die hij in Nederland kreeg ‘psychische terreur’‚ om hem tot vertrek te dwingen.

Een vrouw uit Eritrea huist nu in een kerk in Amsterdam-Noord. Ze kreeg na de Vluchthaven opvang in ‘de Walborg’ in Amsterdam-Buitenveldert‚ maar is daar uitgezet. Jeannette Kruseman‚ haar advocaat: ‘Waarom‚ wilde ik weten. “Omdat ze niet meewerkt aan uitzetting”‚ kreeg ik te horen. Dat de beheerder van de Walborg op de stoel ging zitten van de Dienst Terugkeer en Vertrek vind ik problematisch’‚ zegt ze‚ met nauw verholen ergernis. Het is een woord dat ze die ochtend vele keren zal gebruiken. Kruseman is een van de zeven advocaten van Fischer Advocaten‚ het kantoor van Pim Fischer (1958)‚ dat is gespecialiseerd in sociaaleconomische mensenrechten en alleen ‘toegevoegde’ (of: pro deo) zaken doet. Alle bewoners van de voormalige Vluchthaven zijn daar cliënt. En voor allemaal heeft hij voortzetting van opvang aangevraagd. ‘Maak je over die hoorzittingen geen illusies’‚ zegt Fischer later die dag in zijn kantoor in hartje Haarlem. ‘Die zaken worden allemaal afgewezen. Amsterdam is echt totaal in de war. Alles daar is een zooitje.’

Zijn toch sombere woorden laat hij vergezeld gaan van een vrolijke twinkeling in zijn ogen. De oorzaak daarvan is een zitting een dag eerder van de Centrale Raad van Beroep‚ de hoogste beroepsinstantie in het bestuursrecht voor sociale-zekerheidszaken. Ook daar kruiste hij de degens met de gemeente Amsterdam over opvang voor de ex-bewoners van de Vluchthaven. Maar dit vonnis‚ dat 5 november volgt‚ zal goed uitpakken‚ daarvan is hij overtuigd.

Pim Fischer (1958) is sinds 1995 advocaat gespecialiseerd in sociaaleconomische mensenrechten. Hij leidt sinds 2005 het kantoor Fischer Advocaten‚ dat rechtshulp biedt aan gemarginaliseerde groepen. Bekendste succes: de uitspraak eind 2009 van het Europees Comité voor Sociale Rechten van de Raad van Europa‚ dat álle kinderen – ook van uitgeprocedeerde asielzoekers – recht hebben op basisvoorzieningen. Fischer: ‘“Kinderen horen niet op straat te slapen”‚ hoorde ik VVD-fractieleider Halbe Zijlstra laatst zeggen. Maar een paar jaar geleden vonden “we” dat heel normaal.’

Kwetsbaarsten

Wat speelt er precies? Na maanden publiciteit over de ‘Wij zijn hier’-groep beloofde de Amsterdamse burgemeester Eberhard van der Laan vorig jaar dat de kwetsbaarste leden hiervan opvang kregen. Er kwam een lijst met namen van wie daarvoor in aanmerking kwam. Iedereen kreeg een unieke sticker‚ die recht gaf op een toegangspas voor de locatie en een wekelijkse vergoeding.

Fischer: ‘Ik heb toen gezegd dat we heel blij waren met dit aanbod‚ maar dat we moeite hadden met drie zaken. Eén is de einddatum. Als er na zes maanden nog steeds behoefte is aan opvang‚ moet die kunnen worden verlengd. Twee is de hoogte van het weekgeld. Amsterdam betaalt 35 euro per week‚ terwijl de norm voor een vergoeding aan asielzoekers het dubbele is. Houd u aan het eigen beleid‚ zei ik. Tot slot is er de lijst met namen. Er zijn tientallen mensen die daar niet op staan‚ maar ook opvang nodig hebben. De criteria zijn niet duidelijk. Wat was het antwoord van Amsterdam? U kunt nergens bezwaar tegen maken‚ want het gaat hier om een pilot‚ een experiment.’

Hij pakt een kopie van een lijst die door de gemeente werd opgeplakt bij de ingang van het ‘Vluchtkantoor’. ‘Urgent!!!! Mensen op deze lijst‚ meld u vandaag bij Johan Kembel op kantoor’‚ staat er in het Engels‚ naast 47 namen. ‘Dit is een lijst met de kwetsbaarste mensen. Amsterdam houdt van zulke lijstjes’‚ zegt hij‚ cynisch verwijzend naar de Tweede Wereldoorlog.

Serieuzer: ‘Als een gemeente een naam op een lijst zet‚ of iemand een toegangspas geeft‚ is dat “een besluit” waartegen je bezwaar kunt aantekenen. Dat is echt een abc-tje binnen het bestuursrecht. Amsterdam kon alleen maar hopen dat de asielzoekers niet gingen doorprocederen‚ uit geldgebrek.’

Afwijzingen

Fischer deed dat wel‚ en diende namens hen bezwaarschriften in. Tientallen afwijzingen volgden‚ ook in hoger beroep bij de Rechtbank van Amsterdam‚ dat tot zijn verbazing de gemeente volgde.

Het kostte een jaar procederen voordat de laatste fase was bereikt‚ waarin de Centrale Raad van Beroep‚ als hoogste beroepsorgaan‚ zich over één van de zaken kon buigen. Fischer‚ glunderend: ‘De voorzitter van de raad zei gisteren tegen de gemeenteadvocaat: “Waarom doet u niet gewoon wat meneer Fischer vraagt?” Omdat het om een experiment ging‚ en geen besluit was‚ was opnieuw het verweer. Waarop de voorzitter zei: “Wij zijn niet voornemens om onze vaste rechtspraak te wijzigen” en verwees naar eerdere uitspraken van de raad‚ in exact vergelijkbare zaken. Als iets een klap in het gezicht is van Amsterdam‚ was dit het wel.’

Het gevoel van opluchting was groot‚ ‘na al die verloren zaken’‚ zegt hij. ‘Met Jeannette heb ik er ’s avonds twee flesjes Trappistenbier voor opengetrokken. Eindelijk hebben we toegang tot het recht. Nu moeten al die zaken‚ zo’n 180 inmiddels‚ over. Maar ja‚ ik kan er ook niets aan doen dat Amsterdamse rechters steeds fouten maken.’

Tijdens de zitting kwam een andere langverwachte uitspraak aan de orde‚ die van het Europees Comité voor Sociale Rechten. Namens de Raad van Europa ziet dit toe op naleving van het Europees Sociaal Handvest. Deze uitspraak‚ die 10 november wordt verwacht‚ handelt ook over het gebrek aan opvang voor uitgeprocedeerde‚ niet-uitzetbare asielzoekers. En ook hier speelt Fischer een hoofdrol‚ als advocaat van de Conferentie van Europese Kerken‚ namens wie hij een klacht indiende hierover.

Of Fischer‚ die inzage had in het oordeel‚ er al iets over kon zeggen‚ wilde de voorzitter weten. Fischer: ‘Ik zei dat‚ veronderstellenderwijs‚ je kunt verwachten dat het comité gaat oordelen dat Nederland deze mensen geen opvang mag onthouden. En dat het goed mogelijk is dat het comité artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens als grondslag gebruikt‚ het artikel dat eenieder vrijwaart van “folteringen of onmenselijke of vernederende behandelingen”.’

‘In tegenstelling tot wat de staat meent’‚ vervolgt hij‚ ‘zou de “Wij zijn hier”-groep op basis van het Europees Verdrag wél aanspraak kunnen maken op basisvoorzieningen. Iemand die voorzieningen onthouden‚ is dan in strijd is met het martelartikel.’
Gaat dit niet wat ver? Nee‚ vindt Fischer. ‘Neem het onthouden van slaap – wat de Amerikanen toepassen bij het verhoor van terreurverdachten. Als je getraumatiseerde mensen met nachtmerries bij elkaar legt‚ houden ze elkaar wakker. Dan krijgen ze chronisch slaaptekort. Als je ze dan ook nog eens voeding onthoudt‚ zijn ze op den duur alleen bezig met overleven. Ze kunnen pas weer de regie over hun leven krijgen als ze een eigen plek hebben‚ heeft een psycholoog me uitgelegd.

‘Niet alleen is iemand slaap of basisopvang onthouden onmenselijk‚ het gebeurde hier ook nog eens met een doel: u krijgt te eten als u meewerkt aan uw vertrek. Dat is waar martelen over gaat: als u bekent‚ houden we op uw nagels uit uw handen te trekken. Zo zeg ik het in de rechtszaal: dit is een schending van artikel 3.’
Is dit effectief‚ schermen met martelen? Zet de staat de hakken dan niet alleen maar meer in het zand? Fischer‚ na een korte stilte: ‘Diplomatie bedrijven is mijn taak niet‚ dat is iets voor politici. Ik heb maar twee instrumenten: het Algemeen Wetboek Bestuursrecht en de verdragsteksten. Dat zijn mijn wapens om toegang te krijgen tot het recht.’

De bewoners van het Vluchtgebouw kampen inderdaad met slaaptekort. ‘We gaan allemaal diep in de nacht naar bed‚ soms pas om zes uur in de ochtend. Ikzelf kan pas slapen als ik een fles wijn op heb’‚ vertelt Ali Juma‚ zittend op een sofa in zijn kamer in het gebouw‚ die hij deelt met twee anderen.

‘Van de vuilnis’‚ zegt hij over de bank. ‘Zoals alles hier‚ eigenlijk. Elke zondagavond gaan we eropuit‚ om te kijken of we iets van onze gading vinden bij het vuilnis. Die grote tv‚ beneden‚ zag ik staan aan de andere kant van Amsterdam-West. In een karretje van de supermarkt heb ik hem hierheen gereden. Gelukkig deed-ie het.’
Juma is een van de vijf coördinatoren in het gebouw. Constant gaat zijn telefoon‚ als iemand hem nodig heeft. Vandaag heeft hij op het laatste moment muziekboxen geleend‚ voor het offerfeest die avond‚ waarvoor vrijwilligers grote pannen met eten komen binnendragen. ‘Ik ben al sinds tien uur op. Meestal slaap ik tot één‚ twee uur.’

Een opleiding als elektrotechnicus‚ zijn droom toen hij acht jaar geleden in Nederland aankwam: hij wil er niet aan denken. ‘Dan word ik gek‚ dat heeft toch geen zin. We kunnen alleen hopen op een beetje opvang. Er hangt iets in de lucht‚ misschien gaat de gemeente iets regelen.’

Als het Europees Comité inderdaad zegt dat Nederland het mensenrechtenverdrag schendt‚ wordt dat dan het moment dat Juma en zijn lotgenoten basisopvang krijgen? ‘O nee’‚ zegt Fischer. ‘De staat zal zeggen dat eerst het Comité van Ministers zich erover moet uitspreken. Of dat wordt gewacht op een uitspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens‚ die bindend is. Dat is typisch Nederlands: doen of je je aan de verdragen houdt‚ maar intussen steeds de randjes ervan opzoeken.’
Het is een ‘allerminst formeel’ standpunt om te willen wachten op een uitspraak van het Comité van Ministers‚ reageert Roeland Böcker‚ procesvertegenwoordiger van Nederland in internationale mensenrechtenprocedures. ‘Dit vormt een integraal en noodzakelijk onderdeel van de procedure.’ Tussen het hof en het comité bestaan bovendien ‘essentiële verschillen’‚ benadrukt hij verder‚ ‘alleen al omdat het hof het Europees mensenrechtenverdrag toepast en het comité het Europees Sociaal Handvest. Dat zijn heel andere verdragen.’

‘De staat moet beseffen’‚ brengt Fischer daar tegenin‚ ‘dat het hof en het comité‚ als organen van de Raad van Europa‚ broertje en zusje zijn. Ze spreken dezelfde taal. Als het comité een schending van het Europees Sociaal Handvest constateert‚ neemt het hof dat over. En dan moet Nederland het toch uitvoeren. Het duurt alleen jaren langer. Maar uiteindelijk zullen we dit winnen.’

‘Wij zijn hier’… en dan weer daar

Het collectief ‘We are here’ telt zo’n tweehonderd mensen‚ grotendeels uitgeprocedeerde asielzoekers die niet door de staat kunnen worden uitgezet. De groep begon in het voorjaar van 2012 met een tentenkamp aan de Notweg in Amsterdam-Osdorp. Daarna verbleef de groep in de ‘Vluchtkerk’ in Amsterdam-West‚ de ‘Vluchtflat’ in de Jan Tooropstraat en het ‘Vluchtkantoor’ aan de Weteringschans in Amsterdam-Centrum. In november 2013 is de groep in tweeën gedeeld. Wie in april 2013 als ‘kwetsbaar’ was geregistreerd‚ zo’n honderd mensen‚ ging wonen in het oude Huis van Bewaring op de Havenstraat (de ‘Vluchthaven’). De rest betrok onder andere de ‘Vluchtgarage’ in Amsterdam-Zuidoost. De Vluchthavenbewoners mochten er van het ministerie van Justitie en de gemeente een half jaar wonen en kregen een klein bedrag voor hun levensonderhoud. Zij tekenden in december een contract waarin zij toezegden te zullen werken aan een ‘oplossing’ van hun ‘situatie’: vertrek uit Nederland, alsnog een asielstatus verkrijgen of een verklaring krijgen dat ze ‘buiten (eigen) schuld’ Nederland niet kunnen verlaten. Op 1 juni 2014 bleken de meesten van hen geen ‘oplossing’ te hebben gevonden. De Vluchthaven werd een week later ontruimd‚ waarna ook deze groep zich opsplitste. Een deel vestigde zich eind augustus in het Vluchtgebouw‚ een ander deel zwerft van kerk naar kerk. Zie ook vluchtgroepamsterdam.amnesty.nl.